Juist gesnoeid is half gewonnen

 

Een belangrijke vereiste voor een probleemloze groei en een goede verdere ontwikkeling van nieuw geplante bomen is een plantaardige snoei. De aard en de intensiteit van zo’n snoei is enerzijds afgestemd op de boomsoort. Olmen moeten doorgaans iets intensiever worden gesnoeid, net zoals de lindeboom en de esdoorn.

Verder moet er rekening worden gehouden met de toestand van de kroon, waarmee de boom uit de boomkwekerij komt. Bomen zijn levende wezens en hun groei kan wegens de wisselende weersomstandigheden niet worden gestandaardiseerd. Koude jaren in de boomkwekerij zorgen er wellicht voor dat snoeien amper nodig is (men kan alleen afsnijden wat voordien is gegroeid). De kronen hebben daardoor nu op de standplaats een meer omvangrijke, uitdunnende snoei nodig. Terwijl gunstige groeiomstandigheden in de boomkwekerij leiden tot een extra, corrigerende stap, waardoor er op de standplaats minder moet worden gesnoeid.

Een breed-piramidale kronenvorm moet het doel van de snoeimaatregelen zijn. Naast het verwijderen van concurrentiële loten aan de top, kunnen de bovenste takken meer worden verkort dan de onderste. Daarbij moet zo mogelijk alleen het eenjarige hout worden gesnoeid. Een deel van de takken kunnen worden verwijderd en de zijtakken kunnen worden verkort. Bij het verwijderen van sterkere takken moet altijd op de knoestring worden gesneden bv. bij het begin van de kroon.

Of bomen zonder balen, met balen of uit de container worden geplant, in de herfst of de lente (mogelijkerwijs al met uitlopende knoppen): dit alles zal in elk geval een invloed hebben op de intensiteit van de snoei.